Een prachtige column van Toine Heijmans vorige week in de Volkskrant
. Plezier. Over het plezier dat onze Olympiërs in Londen uitstralen en daarmee
de zomer redden, na het chagrijn van het EK voetbal.
Ranomi, Epke, Dorian, Marianne, Churandy boven alles, ze
vonden het leuk wat ze deden, en ze presteerden. Misschien wel juist omdat ze
het zo leuk vonden.
Een tip van Toine – ga nou na thuiskomst uit Londen eerst de
voetballers helpen, en daarna de politici. Een cursus “Hoe hou ik de lol erin!”
Ik moest natuurlijk meteen aan het werk denken. Is het niet
zo dat mensen die plezier hebben in hun werk tot grotere prestaties komen? Het
lijkt heel logisch, maar wat doen we er
in de praktijk mee?
De “plezier versus ambitie” discussie ging door, en
vanmorgen reageerde Arnon Grunberg met zijn voorpaginacolumn. En ook hij kwam
bij het bedrijfsleven terecht. Tien tot twintig procent van de werknemers zou
gewoon plezier mogen hebben, ook al presteren ze niet of nauwelijks. Goed voor
het bedrijf en de werknemers.
Dat je in een bedrijf te
maken hebt met tien tot twintig procent van het personeelsbestand dat er
niets van bakt kan wel kloppen. Dat dit de mensen zijn die je toch in dienst
houdt omdat ze zoveel plezier uitstralen en daarmee hun presterende collega’s
tot nog grotere prestaties aanzetten, nee, beslist niet. Meestal integendeel –
de slechte presteerders halen ook nog eens het plezier naar beneden.
Ik zat meer te denken aan iedereen met plezier te laten
werken. Dan presteert iedereen bovenmaats en daar hebben we dan weer allemaal
plezier van.