woensdag 15 december 2010

Cuba (1)

De laatste drie weken van november brachten wij door in Cuba, vandaar dat er geen nieuwe posts aan dit blog werd toegevoegd. Immers: Cuba heeft geen internet (of in ieder geval nauwelijks).


Ik heb dit blog genummerd met (1), in de veronderstelling dat dit meerdere afleveringen worden. Er is namelijk nogal wat te schrijven. Cuba is in ieder geval een fascinerend land, althans voor mensen die iets meer van een vakantie verwachten dan strand en disco (die zijn er overigens ook, maar dat was niet de hoofdmoot van onze vakantie).

Cuba is arm, straatarm. Het gemiddelde maandloon ligt zo rond de 25 euro, en de verschillen tussen schoolmeesters, politieagenten, doktoren of andere ambtenaren zijn minimaal. Daar staat tegenover dat onderwijs, medische zorg en andere basisbehoeften gratis zijn, elementaire levensbehoeften als rijst, azijn en toiletpapier op rantsoenbonnen maar dan wel bijna voor niks. Daarvoor het je de moneda nacional, de lokale peso. Tegelijkertijd worden veel andere “gewone” artikelen als luxe beschouwd, die moeten betaald worden in de luxe muntsoort “pesos convertibles”, en daar is moeilijk aan te komen. Behalve als je in de toeristensector werkt. Er zijn genoeg mensen die aan fooien een maandloon ophalen – per dag! En dan worden de verschillen opeens schrijnend, in een maatschappij die gebaseerd is op gelijkheid.

Waarom is Cuba zo arm, waarom is er gebrek aan alles? Waarom rijden er nog zoveel jaren ’50 Amerikaanse auto’s rond, en jaren ’70 Ladas? En die Nederlandse bussen, met de Nederlandse plaatsnamen er nog op – ze rijden echt, bij honderden. Cubaanse socialisten zullen zeggen dat het komt door het Amerikaanse embargo. Cuba is potentieel rijk genoeg, maar mag niks exporteren. Ja, naar het Oostblok, maar sinds de vak van de Berlijnse muur zit daar aardig de klad in. Nu is China een grote handelspartner – de modernere auto’s en bussen zijn vaal Chinees. Een punt blijft dat de dichtstbijzijnde buurman geen handelspartner is, ondanks de kleine verbeteringen onder Obama.

Niet-socialisten zullen uiteraard het regime van Castro de schuld geven – socialisme heeft geleid tot apathie en daardoor gebrek aan ontwikkeling. De waarheid zal wel ergens in de midden liggen.

Ik heb flink wat sympathie voor Cuba – ontstaan tijdens mijn middelbare schooljaren toen Amerika (Vietnam) de grote imperialistische boosdoener was, en iedereen die tegen Amerika was dus bijna automatisch aan de goede kant stond. En dan nog een romantische revolutionair als Che Guevara – kon het beter? De sympathie is nooit overgegaan, en is niet minder geworden door het bezoek. Anders – dat wel. Dat komt waarschijnlijk ook door het leeftijdsverschil, ik heb de middelbare school al lang achter me gelaten.

Wat ik hoop is dat in de komende jaren langzaam verandering zal komen. Opheffen van het embargo, en binnenlands het vrijlaten van particuliere initiatieven. Maar dan wel gecontroleerd, zodat Cuba niet in de val trapt waarin zoveel staten vervielen toen ze “vrij” werden – corrupt, met een kleine steenrijke bovenlaag en een nog veel armere bevolking.

Cuba is het meest duurzame land ter wereld. De “footprint” is minimaal, ondanks de zwarte uitlaatgassen uit de tientallen jaren oude auto’s is de vervuiling en het energieverbruik per Cubaan heel laag. Tegelijkertijd staan onderwijs en medische zorg op een heel hoog peil – analfabetisme komt niet voor, en Cuba heeft meer doktoren dan heel Afrika.

Als je een vakantie hebt zoals wij hoop je altijd veel in aanraking te komen met de bevolking, met het echte leven. Dat lukte in Cuba beter dan waar ook, een beetje basis Spaans brengt je al een heel eind. Zo waren wij in een dorpsschooltje waar 17 kinderen in 4 lokalen les kregen van één lerares, en hulp van een moeder. We kregen uitgebreid te horen hoe de school reilde en zeilde, en kregen een demonstratie op een computer. Geen internet uiteraard, maar wel heel moderne lesprogramma’s – Spaans, geschiedenis, wiskunde. Ze leerden zelfs Engels, maar dat had nog wel wat aandacht nodig.

Het dorp lag een flink eind van wat wij de bewoonde wereld zouden noemen – geen wegen, geen auto’s of fietsen, zelfs geen tractoren. Paarden voor het land en vervoer, en verder alles lopend. Maar de school was er, een winkel en een medische post. En nauwelijks een kilometer verder weer zo’n dorpje, met dezelfde voorzieningen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten